De Nederlandse bevolking heeft de afgelopen jaren minder vertrouwen in de politiek en centrale banken gekregen. Dat heeft De Nederlandsche Bank (DNB) onderzocht. Uit een terugkerende enquête komt naar voren dat 66 procent van de ondervraagden 'tamelijk of veel vertrouwen' heeft in DNB en 22 procent in de overheid. Dat was een ruim jaar eerder nog 75 en 42 procent.

DNB wijst vooral naar de sterk gestegen prijzen van energie en voedsel als oorzaak voor het gedaalde vertrouwen. Ook de pandemie en de Russische inval in Oekraïne spelen een rol.

De inflatie komt volgens de onderzoekers vooral door omstandigheden waar centrale banken en de overheid weinig invloed op hebben. Toch heeft "de hoge inflatie bij een grote groep mensen een negatief effect gehad op het vertrouwen in deze autoriteiten", aldus DNB.

De bank meet het vertrouwen sinds 2008 in het voorjaar. Deze enquête is aanvullend daarop gedaan, in het najaar van 2022.

Nederlanders die het hardst geraakt worden door de prijsstijgingen zijn volgens DNB ook degenen die het laagste vertrouwen hebben. "In het najaar ervoeren bijna drie op de tien Nederlanders een prijsstijging van hun boodschappen van meer dan 30 procent in een jaar tijd. Bijna een op de vijf had te maken met een stijging in de maandelijkse energierekening van 150 euro of meer."

Politiek verantwoordelijk

Het vertrouwen bleef jaren enigszins stabiel, met een uitschieter omhoog in 2020, het jaar waarin Nederland terechtkwam in de coronacrisis.

Nederlanders leggen het bestrijden van de inflatie vooral neer bij de politiek, 73 procent van de ondervraagden vindt dat een overheidstaak. En dat is opvallend, zeggen de onderzoekers. Want dat is de hoofdtaak van centrale banken, waaronder ook DNB. Daarnaast hebben politieke beslissingen wel invloed, net als loononderhandelingen tussen werkgevers en werknemers.

Bron