Het werk van het Nederlandse zoek- en reddingsteam USAR in Beiroet zit erop. Vanmiddag vliegt het team met 64 vrijwilligers, eerder dan gepland, terug naar Eindhoven. "Als het echt nodig was geweest, hadden we zeven dagen en nachten gezocht naar slachtoffers", zegt Jop Heinen, woordvoerder van het Urban Search and Rescue-team in het NOS Radio 1 Journaal. "Maar omdat hier zoveel teams zijn, bleek na een dag of twee dat het werk er al wel op zat."

Vanwege het coronavirus wordt het team bij thuiskomst niet ontvangen door familieleden. De vrijwilligers zullen zich bij aankomst twee dagen afzonderen, zoals ze altijd doen, voor een evaluatie en begeleiding van een traumapsycholoog. Ze zullen dan ook, net als voor vertrek, een coronatest ondergaan. Als humanitaire hulpverleners vallen ze in een uitzonderingscategorie en hoeven ze niet lang in quarantaine.

Andere taak

Het reddingsteam met onder anderen brandweerlieden, zorgmedewerkers, bouwkundigen en speurhonden werd na de verwoestende explosie in de haven naar Beiroet gestuurd om te zoeken naar slachtoffers onder het puin. Die werden niet aangetroffen en dus zaten de werkzaamheden er in principe op.

Afgelopen weekend hielp USAR de lokale autoriteiten bij het in kaart brengen van de schade aan gebouwen. Er is onder meer gekeken naar of gebouwen moeten worden gesloopt of kunnen worden opgeknapt. "Daar hebben onze bouwkundigen een handje bij geholpen", zegt Heinen. "We zijn dus met een andere taak aan de slag gegaan, maar onze mensen zijn nu in Nederland in de vakantieperiode ook hard nodig."

Afgelopen weekend gingen duizenden Libanezen de straat op om te demonstreren tegen corruptie binnen de regering. De Libanese regering had de ramp kunnen voorkomen, vinden veel mensen. Vanwege de protesten moest USAR de werkzaamheden tijdelijk stilleggen.

"Het werd niet verstandig geacht om met ons werk door te gaan", zegt Heinen. "Maar dat is ook het enige dat we ervan hebben gemerkt, want we zaten op een paar kilometer afstand van de binnenstad."

Ongekende woede

Die onrust merkt correspondent Daisy Mohr wel. "Het ging er gisteren weer ontzettend heftig aan toe. Er werd traangas gebruikt en met rubberen kogels geschoten. Gewonden werden afgevoerd naar ziekenhuizen, maar die liggen overvol door de explosie."

Volgens Mohr is de woede in Libanon ongekend. "Mensen waren voor de explosie al boos, er waren natuurlijk al demonstraties. Maar wat ik nu zie, heb ik niet eerder gezien. Blinde, hopeloze woede, zo veel verdriet en angst voor de toekomst."

Internationale hulp

Een grote groep landen wil Libanon helpen. Onder leiding van Frankrijk stelt de internationale gemeenschap 250 miljoen euro beschikbaar. Hoewel de schade nog niet officieel is opgenomen, is wel duidelijk dat dit lang niet genoeg zal zijn.

"Er wordt gesproken over vijftien miljard", zegt Mohr. "Er is nu veel behoefte aan reparatie van de infrastructuur, de heropbouw van verwoeste huizen en de haven. Maar er is ook veel behoefte aan voedselhulp en medische hulpmiddelen. Dus 250 miljoen is een druppel op een gloeiende plaat."

Bij de ramp in de haven in Beiroet kwamen ten minste 158 mensen om het leven, 5000 mensen raakten gewond. Er worden nog veel mensen vermist.

Bron